afb.
De Boterhal. 't Lakenhuis, Gewanthuis later Vleeschhuis. Reeds in 1287 vermeld. De lakenhandelaars hadden er vast gehuurde toonbanken. Waarschijnlijk op de plaats, waar thans de concierge woont, lag het huis, genaamd Het Haasken, dat met de bijbehoorende pensbank met leien dak erboven, buiten de rooilijn der huizen uitstak. | 74 |
Dat was een mooi gebouw, heel wat stijlvoller dan de winkel die er nu staat. Onder de daklijst bevonden zich zeven nissen die elk een borstbeeld vertoonden van een beroemd persoon. Wij zullen hun doopceel even lichten. Volgens onze gegevens waren dat van links naar rechts:
Wie zij voorstellen is moeilijk meer te zeggen, er staan ook geen namen op de voetstukken. | 12 |
Op de Pensmarkt, aan de zijde van het stadhuis, heeft altijd al een groot gebouw gestaan. Het was de lakenhal, die reeds in 1287 werd genoemd. In de handelsstad Den Bosch mochten lakense stoffen enkel in dit gebouw verkocht worden. Eenzelfde privilege gold voor een latere functie. In het Vleeshuis mochten de Bossche slagers hun producten verkopen en niet elders. Op 3 november 1810 werd het gebouw aan de gemeente overgedaan. Slachtactiviteiten bleven er in gevestigd, tot in 1849 de gemeente de zoutkeet De Bloem op het Ortheneinde aangekocht om er een slachthuishuis te vestigen. In 1850 heeft de gemeente Den Bosch 'zich niet ontzien om de Vleeschhal, die een der oudste gebouwen van die stad was en tot dusverre vrijwel in haren oorspronkelijke staat was bewaard gebleven, af te breken'. Er kwam een nieuw gebouw: de Boterhal. In het midden van de 19e eeuw schakelden de boeren uit de Meierij hun gemengd bedrijf om: in plaats van op akkerbouwproducten kwam de nadruk nu op vleesproducten te liggen. In Den Bosch sloot de Korenbeurs haar deuren, werd een Boterhal geopend en breidde de Veemarkt het aantal markten sterk uit. Op de bovenverdieping van de Boterhal vestigde zich het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen. Het Genootschap was in 1837 opgericht en kreeg langzamerhand de beschikking over een grote 'Boekerij' en 'een uitzonderlijke collectie van antiek en oude kunst'. Deze werd tentoongesteld op deze bovenverdieping. Het Genootschap groeide in ledenaantal en in bezittingen en daarom kreeg zij in 1925 een nieuwe huisvesting in de Bethaniestraat. Daarvóór was de boterhandel reeds uit het gebouw aan de Pensmarkt vetrokken. Er werd nu handel in boter gedreven in de raadskelder onder het stadhuis. Het gebouw aan de Pensmarkt stond leeg en kwam in handen van het kledingconcern. Het textielbedrijf werd eveneens eigenaar van een aantal kleinere panden die tegen deze Boterhal aanstonden, recht tegenover het stadhuis. Ondermeer waren hier enkele winkels, maar ook enige tijd het politiebureau in gevestigd. Evenals de 75 jaar oude Boterhal vielen deze panden de slopershamer. C&A zette op de plaats van de oude bebouwing een modern kledingwarenhuis neer. Circa veertig jaar was C&A hier gevestigd, totdat het naar een plek elders op de Markt verhuisde in het midden van de jaren zeventig. Het grote warenhuis werd nu in twee stukken verdeeld. En zowel Foxy Fashion als Perry Sport verkopen nu al weer geruime tijd hun waren in het zeventig jaar oude gebouw, dat intern steeds is vernieuwd. De oude foto met de Botermarkt (van omstreeks 1900) staat is in het boekje ”s-Hertogenbosch, zo was het'. Deze prentbriefkaartenbundel is voor ƒ 12,50 te koop bij BoekenVoordeel aan de Hoge Steenweg in Den Bosch. |
Tegenover het stadhuis in Den Bosch bevond zich een eeuwenoude lakenhal die door de hertog van Brabant daar gebouwd was, vermoedelijk in de 13e of 14e eeuw. Bij het teruglopen van de lakenhandel werd de hal in gebruik genomen door de Bossche slagers als Vleeshuis. In 1810 verkocht het slagersgilde dit middeleeuwse pand aan het stadsbestuur, terwijl ook een groot schilderij voorstellende de patroonheilige van het gilde, Sint Nicolaas, in gemeentebezit kwam. Vervolgens kreeg het de functie van 'boterhal'. In de jaren zestig van de vorige eeuw kampte het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant met ruimtegebrek: hun gebouw aan de Papenhulst was veel te klein. Na onderhandelingen met de gemeente werd in 1867 besloten dat de stad de bestaande Boterhal zou voorzien van drie extra verdiepingen. Dit zou dan 'een geschikt gebouw voor de boekerij en ter berging van de verzamelingen van oudheden, munten en penningen zijn'. De gemeente zou de kosten voor haar rekening nemen, terwijl het Genootschap voor een versiering van het gebouw zorg zou dragen. Hierover werd in de jaarvergadering van het Genootschap op 9 juli 1868, toen het gebouw bijna klaar was, van gedachten gewisseld. „Zullen in het frontspice emblemas worden geplaatst met het beeld van Minerva, of zal het stadswapen met de Boschjesmannen beter voldoen?” De discussie ging verder: zouden er wel voldoende Brabantse geleerden zijn? En zouden de beelden van metaal, van steen of van terra cotta vervaardigd moeten worden?
Op 15 oktober 1868 was de bouw klaar en kon het Genootschap boven de Boterhal intrekken. De versieringen waren nog niet gereed; weliswaar waren er op een balustrade op de voorgevel enige vazen aangebracht, de andere versieringen, de portretten, waren er nog niet; zo meldt ons het gemeenteverslag over 1868. Later zijn deze portretten er gekomen, zeven in getal, die vanaf hun hoge plaats van dit enorme gebouw over de Bossche huizen uitkeken. Wie het precies waren? We hebben het niet kunnen traceren in de jaarverslagen van het Genootschap.
De bestuurders van het Genootschap waren vanzelfsprekend zeer tevreden over hun riante huisvesting, zo midden in de stad. Dat daarmee een middeleeuws gebouw zeer aangetast werd, daarover vinden we in hun archieven niets meer terug. Trouwens, was deze huisvesting wel zo riant? Het Genootschap vertrouwde de middeleeuwse bebouwing niet erg zeker niet toen het aantal boeken maar bleef groeien. Het gevolg was dat enige jaren later de bovenverdieping werd verstevigd en zowel op de begane grond als in de kelder versterkingen werden aangebracht. Het bestuur was bevreesd 'om den een of anderen dan onder de geleerdheid begraven te worden'.
Het Provinciaal Genootschap ontving in 1923 een legaat van 111.000 gulden. Daarmee kon zij een nieuw gebouw tot museum en bibliotheek inrichten. Want inmiddels was de huisvesting te klein geworden. Men vertrok naar de Bethaniestraat. De Boterhal bleef nog even in functie. Maar trok later naar de kelders onder het stadhuis. In mei, juni 1932 werden de Lakenhal, Vleeshuis, Boterhal en de opbouw van het Genootschap gesloopt. De portretten leken verdwenen, maar thans blijkt dat er twee toch een plaatsje gevonden hebben in een achtergevel aan de Vughterstraat.
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De boterhalBrabants Dagblad donderdag 1 oktober 1992 (foto) |
|
1997 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Pand Pensmarkt van lakenhal tot mode-warenhuisBrabants dagblad donderdag 18 september 1997 (foto) |
|
2005 |
Renate van de WeijerPionieren in MuseaBrabants Heem 1 (2005) 15 |
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 240, 276, 277, 278
Kees Spierings, Wij waren nog stadje (1966) XII
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 264